De Europese Centrale Bank (ECB) staat op het punt om een belangrijke beleidswijziging door te voeren, waarbij een renteverlaging in het verschiet lijkt te liggen. Oorspronkelijk werd er gespeculeerd dat de ECB haar monetaire beleid al in april zou versoepelen. Echter, naarmate het jaar vorderde, verschoof deze verwachting naar juni, gezien de huidige economische indicatoren en inflatiecijfers.
>De ECB, gevestigd in Frankfurt, is het epicentrum van de monetaire besluitvorming voor de eurozone. Deze donderdag staat er weer een vergadering van de beleidsmakers op de agenda. Tijdens deze bijeenkomst zullen zij de huidige economische situatie evalueren, waarbij de aanhoudende daling van de inflatie en de kwetsbare staat van de economie hoogstwaarschijnlijk centraal zullen staan. Ondanks deze factoren zorgt de aanhoudend hoge kerninflatie, die de prijsstijgingen meet exclusief de fluctuerende kosten voor energie en voedsel, ervoor dat de ECB waarschijnlijk voorzichtig zal blijven met het doorvoeren van een renteverlaging.
Renteverlaging in juni
Carsten Brzeski, een toonaangevende econoom bij ING, heeft een duidelijke visie op de situatie. Hij stelt dat de ECB een renteverlaging zou moeten overwegen, maar pas in juni. Dit geeft de bank meer tijd om te beoordelen of de inflatie inderdaad afneemt richting de doelstelling van ongeveer 2%. Brzeski benadrukt het belang van het beschikbaar komen van meer data in de komende maanden, die zullen helpen bepalen of de inflatie onder controle is of dat er nieuwe risico’s op prijsstijgingen opdoemen.
In zijn analyse identificeert Brzeski drie kritieke aspecten waar beleggers op moeten letten tijdens de aankomende vergadering van de ECB. Ten eerste zijn er de bijgewerkte economische prognoses van de bank, die licht kunnen werpen op de verwachte groei en inflatie. Een neerwaartse bijstelling van de groeiprognoses of signalen dat de inflatie sneller dan verwacht daalt, kan de ECB aanmoedigen om eerder actie te ondernemen. Ten tweede heeft de ECB haar communicatiestrategie onlangs aangepast, wat wijst op een mogelijke verschuiving in haar houding ten opzichte van renteverlagingen. Ten derde is er het aspect van de reactiefunctie van de ECB, waarbij Brzeski specificeert dat bepaalde voorwaarden, zoals een daling van de nominale loongroei naar 4% en een inflatie die enkele maanden rond de 2,5% blijft, voldaan moeten worden voordat de rente verlaagd kan worden.
Klaas Knot matigt z’n standpunt
De consensus binnen de ECB lijkt ook te verschuiven, met recente opmerkingen van enkele van haar meest conservatieve leden die suggereren dat ze openstaan voor een renteverlaging. Opmerkelijk is de verandering in toon van Joachim Nagel, president van de Duitse Bundesbank, die eerder zijn vertrouwen uitsprak dat de ECB de inflatie onder controle had. Daarnaast lijkt Klaas Knot van De Nederlandsche Bank, bekend om zijn strikte houding, zijn standpunt te matigen, mogelijk in anticipatie op een toekomstige leiderschapsrol binnen de ECB.
Een ander punt van aandacht voor de ECB is de zogenaamde ‘fragmentatie’ binnen de eurozone, oftewel de verschillen in rentetarieven tussen de lidstaten. Dit was een significant probleem tijdens de pandemie, vooral zichtbaar in het renteverschil tussen Duitsland en Italië. Met de pandemie grotendeels achter de rug en een politiek stabielere situatie in Italië, is dit renteverschil aanzienlijk verminderd. Dit suggereert dat de noodzaak voor het TPI-noodprogramma, dat werd opgezet om ongerechtvaardigde renteverschillen tegen te gaan, momenteel minder urgent is.
Samenvattend lijkt de ECB op een kruispunt te staan, waarbij een renteverlaging in de nabije toekomst steeds waarschijnlijker wordt (en investeren in ons zakelijk hypothekenfonds dus aantrekkelijker wordt). De exacte timing en omvang van deze beleidswijziging zullen echter afhangen van een reeks economische indicatoren en de interne consensus binnen de ECB.